Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZJ0042

Datum uitspraak2000-09-20
Datum gepubliceerd2002-07-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00151
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00151 20 september 2000 CJIB 26349301 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Tilburg van 17 mei 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats], voor wie als gemachtigde optreedt drs M.J-P.G. Schroeder, wonende te Rotterdam. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Breda ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop Drs M.J-P.G. Schroeder heeft, als gemachtigde van de betrokkene, tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. In het beroepschrift is verzocht de Staat der Nederlanden te veroordelen in de proceskosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl. 240,-- opgelegd ter zake van 'overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel) meer dan 25 km/h en t/m 30 km/h', welke gedraging zou zijn verricht op 2 april 1999 op de Spoorlaan in de gemeente Tilburg (feitcode: S100e). Volgens de inleidende beschikking bedroeg de door betrokkene gereden snelheid na meetcorrectie 78 km/h. Blijkens het zaakoverzicht van het CJIB is de gedraging geconstateerd door middel van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt radarsnelheidscontrole-apparaat (merk Gatso) en bedroeg de afgelezen snelheid 81 km/h. Betrokkene heeft erkend te snel te hebben gereden. 3.2. Namens betrokkene is in de eerste plaats tegen de beslissing van de kantonrechter aangevoerd, dat in strijd met de wet de officier van justitie ter terechtzitting van de kantonrechter werd vertegenwoordigd door een gemachtigde, en dat derhalve de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. 3.3. Anders dan betrokkene wil staat art. 126 van de wet op de Rechterlijke Organisatie toe, dat de officier van justitie zich ter terechtzitting in een zaak als de onderhavige doet vertegenwoordigen door een andere bij het parket werkzame ambtenaar. Noch de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in het algemeen noch art. 12 van die wet noch de aard van de bevoegdheid verzet zich tegen uitoefening van de bevoegdheden van de officier van justitie ter terechtzitting in een zaak als de onderhavige door een bij het parket werkzame ambtenaar. 3.4. Gelet op het vorenoverwogene en in aanmerking genomen dat de kantonrechter het optreden van mr K.E. van den Boeynants-Hoencamp als vertegenwoordigster van de officier van justitie als zodanig heeft aanvaard, is er anders dan de gemachtigde van betrokkene wil geen reden te twijfelen aan haar bevoegdheid als zodanig op te treden. 3.5. In de tweede plaats is namens betrokkene - kort gezegd - aangevoerd, dat nu de bij de snelheidmeting gebezigde geijkte snelheidsmeter aangeeft dat betrokkene 81 km/h heeft gereden, er behoudens door de officier van justitie te leveren en in het onderhavige geval niet geleverde tegenbewijs van moet worden uitgegaan dat betrokkene 81 km/h heeft gereden en hij dus ter plaatse de maximumsnelheid met meer dan 30 km/h heeft overschreden. Daaruit vloeit volgens betrokkene voort dat de inleidende beschikking moet worden vernietigd, omdat de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften niet van toepassing is in geval van overschrijding van de maximumsnelheid van meer dan 30 km/h. 3.6. De hiervoor onder 3.1 omschreven gedraging is opgenomen onder feitcode S100e (overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel) meer dan 25 km/h en t/m 30 km/h), met verwijzing naar art. 20, sub a, RVV 1990, welke bepaling een voorschrift inhoudt voor de binnen de bebouwde kom geldende 'maximumsnelheden'. Nu uit de tekst, toelichting of strekking van art. 20 RVV 1990 niet het tegendeel voortvloeit, brengt een redelijke uitleg mee dat met de term 'maximumsnelheden' in die bepaling wordt gedoeld op de werkelijke snelheid van het desbetreffende voertuig. De omstandigheid dat de maximaal toelaatbare meetfout, in plus en min, van geijkte radarsnelheidscontrolemeters bij snelheden, niet groter dan 100 kilometer per uur, - blijkens de bijlage bij de Regeling meetmiddelen politie ( Regeling van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van 7 juli 1997, Stcrt. 129) - 3 kilometer per uur bedraagt, brengt mee dat de met een dergelijk apparaat gemeten snelheid niet zonder meer als de werkelijke snelheid kan worden aangemerkt. 3.7. Uit het hiervoor onder 3.6 overwogene volgt dat het meetresultaat van met een geijkte radarsnelheidscontrolemeter gemeten snelheid bij gebreke van nader bewijs slechts dan toereikend kan zijn voor het bewijs van een bepaalde snelheid - niet groter dan 100 kilometer per uur - van het desbetreffende voertuig, indien dat meetresultaat ten minste 3 kilometer per uur meer bedraagt dan die bepaalde snelheid en dat slechts de aldus 'gecorrigeerde' snelheid bepalend is voor de vraag of sprake is van een gedraging als bedoeld in art. 2 WAHV (HR 18 november 1997, VR 1999, 3). 3.8. Een en ander brengt mee, dat de stelling van betrokkene, dat dient te worden uitgegaan van de uitgelezen snelheid en dat dit pas anders wordt als de officier van justitie er zake voldoende tegenbewijs levert, niet opgaat. Dit wordt niet anders wanneer in aanmerking wordt genomen dat het Wetboek van Strafvordering - zoals namens betrokkene wordt gesteld - betrokkene betere rechtsbescherming biedt dan de WAHV en betrokkene derhalve in het onderhavige geval geen belang heeft bij toepassing van de meetcorrectie. Immers, wat daar ook van zij, gezien de toelaatbare meetfout bij geijkte radarsnelheidscontrolemeters is er in het onderhavige geval onvoldoende bewijs dat betrokkene de maximumsnelheid met meer dan 30 km/h heeft overschreden. 3.9. Het vorenoverwogene brengt mee dat de beslissing waarvan beroep, wat er overigens ook zij van de motivering van die beslissing, dient te worden bevestigd. Voor een kostenveroordeling als namens betrokkene gevraagd zijn geen termen aanwezig. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, als voorzitter, Dijkstra en Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2000.